Trots is het laatste woordje dat bij mij voor kwam in het alfabet. Het had voor mij een vieze smaak Een tabaksluchtje waar rook vanaf kwam. Er zat een S. O. S. in.
Trots heb ik mogen leren op wie ik ben. Niet op wat ik doe. Trots ben ik op de weg die ik heb ingeslagen. De wegen lijken of ze onbegaanbaar waren. Een oerwoud vol met geluiden die ik niet kende. Als je lang genoeg in het oerwoud leeft, worden je eigen geluiden gewoon. Ik weet waar ze vandaan komen en hoe je kunt overleven. Heb kennis gemaakt met veel medebewoners, de dieren, de planten. Ze hebben allemaal hun eigen identieke taal. Dit alles maakt dat ik in een oerwoud vol geluiden en emoties kan wonen.
Het oerwoud vol geluk.
Paniek aanval
Dit heb ik niet altijd in de gaten als ik zo’n aanval krijg. Soms sluimert het en een ander keer schiet rechtstreeks in het doel. Het is een netwerk van draadjes en lijkt op een bolwerk van vele kleurtjes waar vooral rood overheerst. Er zit woede in deze paniek aanval en wordt veroorzaakt door onrust. Dit houdt mij ook uit mijn slagritme. De beroemde rust is weg, wat ik ook doe. Ineens valt het doek. Er komt een ander kleur oranje met een glimlach binnen. Het straalt. De ramen worden opgezet. Zonlicht komt binnen. De warmte doet zijn entree in mijn hart en vervuld mijn hart.
Dwangmatig stoornis
Dit ervaar ik als een heel vervelend gevoel. Elke keer stel ik dezelfde vraag. Wie ben ik. Natuurlijk komt er een antwoord. Dan komt de twijfel in zicht. Is dit wel zo. Er ontstaat mist, nevel. Helderheid verdwijnt. Ik kom in een roes. Dit geeft mij tijd zodat er ruimte ontstaat om de mist zelf de kans te geven om te verdwijnen. In mijn hoofd komt stilte. Mijn lichaam ervaar de rust. En mijn gevoel zegt, Hoera er is een feestje in mijn zelf.
Ik ben mijn zelf
Misselijkheid
Ben nu bezig om te durven te vertellen wat op mijn hart ligt. Af en toe klinkt het rauw.De scherpe randjes zijn af. Kan mij nu beter uiten. Heeft om veel oefeningen gevraagd. Buikpijn en keelpijn voelde als granaat die op ontploffen stond. Hierna komt de grote knal. Boef en weg is het.
Het geeft opluchting. Niemand is beschadigd. De granaatscherven ruim ik netjes zelf op en maak een gaatje in het zand. De scherven laat ik hierin zakken. Na een tijdje zie ik dat er mos opgroeit. De granaatscherven zijn verdwenen. Moedernatuur heeft zijn werk gedaan.
Deuren
Ik ben niet gewend om in liefde te leven. Deze deuren hebben lang dicht gezeten. Het leek wel net of ze verroest ware. Krakend open ik de deur van liefde. Ik raak ermee besmet. Het geeft een romig gevoel. Doch er is nog een ander stemmetje en die zegt: “Weg ermee. Ik wil dat je terug gaat naar pijn en verdriet wereld.”
Langzaam ben ik bezig om te ontsnappen van het duiveltje. Het duiveltje heeft een krakende stem. Deze duiveltje kan mij verleiden. Zo ervaar ik dit. Het is net of het een masker van liefde draagt en voor je weet zet het duiveltje zijn masker af en zit je gevangen. Zie hier onderuit te komen en dan ga ik door de deur van liefde. Dit doet mij heel goed. Het geeft mij een ander gevoel. Verliefd zijn op mijzelf
Acceptatie
Niet alles kan ik een twee drie accepteren. Dit vind ik lastig. Het brengt mij terug bij mijzelf. Ik voel mij net een doos. Wel een lieve doos met stipjes erop. Accepteren, weet wie je bent. Wat ik ben. Heeft mij aan denken gezet. In deze doos kan alles in. Lucifers, punaise, vliegertouw. Kortom er ligt van alles. Ben net zo’n verzamelaarster. Op een geven moment wordt het teveel. Ik kan dan niet meer accepteren wie ik ben. Dan wordt het tijd om op te ruimen. Wat weegt het zwaarst. Verstand komt erbij kijken en die zegt: “Pak het zwaarst.” Het gevoel zegt: ‘Het lichtst kan ook het zwaarst zijn. “ Dan vindt er een echte opruiming. De samenwerking tussen je verstand en je gevoel.
Zachtjes loop ik door het gras. In de hoop dat niemand mij ziet. Zou gauw dat er een peroon mij ziet , zet ik mijn stekels op. Een beter verdedeging ken ik niet. De stekels zijn haar scherp. Dit geeft mij rust. Ik zit in mijn cocon en alles waait over mij heen. Zelfs de grootste storm kan mij niet veranderen. Ik blijf mijzelf. Ik ben ik.
Lekker sappig staat de aardbei op de slagroomtaart. Het is een toetje die gemakkelig door de keel glijd. Ik wordt er romig van. Mijn verbeelding wordt er groter. Wat als er een rupsje uit de aardbei komt. Dan is het voorbij met de aardbei. Het rupsje krijgt nu een dromige blik en ik moet het doen met niks. Met een volle buik kruipt het rupsje uit de zacht vulling. Met een blik vol zelfvertrouwen. Ik een rupsje dat niet nadenkt over de gevolgen als de mens dit ziet. Dit deer mij niet. Ik geniet van de tijd die ik leef.



